Cookie beleid vv Sneek Wit Zwart

De website van vv Sneek Wit Zwart is in technisch beheer van VoetbalAssist en gebruikt cookies. Hieronder de cookies waar we je toestemming voor nodig hebben. Lees ons cookiebeleid voor meer informatie.

Functionele cookies

Voor een goede werking van de website worden deze cookies altijd geplaatst.

Analytische cookies

Google analytics Toestaan Niet toestaan

Marketing cookies

Facebook Toestaan Niet toestaan

"Ik ben helemaal met dit clubke vergroeid"

2 december 2017 10:30

Communicatie

In 2007 sprak Peter van der Meeren met Gerrit Abma over 75 jaar Wit Zwart. Een uniek gesprek, dat werd opgetekend in een bijzonder jubileumboek. Naar aanleiding van het overlijden van Abma herplaatsen we hier integraal het volledige artikel, afkomstig uit het boek "En over honderd jaar...".

Hij begon bij ONS („Moest van Pa hoor!”), speelde bij Sneek en de profs van Heerenveen, trainde twee hoofdklassers, maar vond op zijn 45ste zijn grote sportieve liefde: WZS. „Ik ben helemaal met dit clubke vergroeid”, zegt Gerrit Abma. Met hem deden zijn vrouw Tiny en dochter José hetzelfde. En terwijl Gerrit zich met hart en ziel inzette voor Wit Zwart, roestte oude liefde toch ook niet. Fusiepartner Sneek kwam mede door zijn inspanningen weer op het juiste financiële spoor.

Het laat zich raden dat de samensmelting van Wit Zwart en Sneek bij Gerrit Abma speciale gevoelens oproept. „Het is voor beide clubs goed, maar ik heb ze bij Sneek gewaarschuwd. Ze moeten niet denken dat ze Wit Zwart zomaar even overnemen. Op alle gebieden moet Sneek de wit-zwarte invloeden toelaten."

Terug naar 11 juni 1949. Gerrit Abma heeft net zijn twaalfde verjaardag gevierd als hij als welp van ONS mee mag doen aan het toernooi ter gelegenheid van de opening van het Zuidersportpark. WZS heeft daarvoor alle Sneker clubs uitgenodigd. „Ik weet het nog als de dag van gisteren. We wonnen de eerste prijs. Van de Deken Van Galkom kregen we een prachtige medaille. Daar liep je drie weken later nóg mee te pronken!”

Gerrit Abma maakte de realisatie van het Zuidersportpark van nabij mee. „We woonden vlakbij. Pa had aan de Willem Lodewijkstraat een slagerij. Hij was streng gereformeerd, zodat er geen andere keus was dan bij ONS te gaan spelen. Die club zat toen op de Leeuwarderweg. Ik weet nog wel dat als Wit Zwart ’s zondags speelde, er een hele berg ‘finen’ op het betonpad langs de Graaf Adolfstraat stond. Daar konden ze, voor ze naar de kerk moesten, gratis naar het voetbal kijken.”

„Als jonkjes gingen we elke dag op kijken hoe het Zuidersportpark ontstond. Ik meen dat WZS en stuk land van boer Breeuwsma had gekocht. Daar moesten twee voetbalvelden van gemaakt worden.  Dat was een hele klus, want dat stuk weiland zat natuurlijk vol met kuilen en bulten. Het werk werd gedaan door mannen uit Jubbega van de DUW, de Dienst Uitvoerende Werken. Daar werkten kerels die een uitkering kregen. Als ze weigerden, werd hun uitkering ingetrokken. Die Jubbegasters vloekten de hele dag. Tóen al mopperden ze op de slechte kwaliteit van de grond. ‘Dy smarriche knipklaai’, zeiden ze. ‘lt wurdt noait wat. Simmerdeis brekkest dyn skep derop en yn de winter fersúpst deryn’. Die mannen waren zuiniger op hun scheppen dan op hun vrouw, denk ik nu, want ze schreeuwden moord en brand als die schep een keer bleef steken of krom sloeg. Ze moesten de schade aan het materiaal waarschijnlijk zelf betalen.”

Gerrit was de oudste zoon van de slager. Of hij de beste voetballer van het gezin was, laten we hier in het midden, want eerlijk is eerlijk: ook Joop (van 1942) en Anno (’44) konden een behoorlijk balletje trappen. Maar hoe dan ook: Gerrit bereikte al op vijftienjarige leeftijd het eerste elftal van ONS en scoorde daarin aan de lopende band. Dat zorgde voor een goedgevulde beurs, want zijn vader betaalde hem per gescoord doelpunt een rijksdaalder. „Een vermogen in die tijd”, zegt Gerrit. „In de voorlaatste wedstrijd van de competitie speelden we tegen Leeuwarder Zwaluwen. We kregen geen poot aan de grond, maar uit een counter maakte ik 1-0 en vlak voor tijd kregen we een penalty. Ik pakte meteen die bal, want ik verdiende niet vaak twee knaken in anderhalf uur! Een week later wonnen we met 5-0 en maakte ik er vier. Pa blut? Ach, viel wel mee, de slagerij liep goed.”

Na drie jaar in de hoofdmacht had Gerrit het hij ONS wel bekeken. Hij wilde naar Sneek, de club van André Roosenburg en Theo Ydema. Dé Theo Ydema, B-iinternational en de latere trainer van WZS. „Maar er was één probleem: Sneek speelde op zondag en dat wilde pa niet. Daar hadden we thuis flinke ruzie over. Pa hield voet bij stuk, terwijl hij zelf wel vier van die harddravers op zondag naar de drafbaan stuurde.”

Gerrit besloot het ouderlijk gezag te negeren; „ik was ook al achttien nou." Hij ging spelen bij Sneek, „de kleren kreeg ik van de club, want pa mocht niks weten Ik speelde in het shirt van Jacky Reen, die dat ‘s ochtends al aan had gehad..." ln zijn debuutwedstrijd tegen Zwaagwesteinde maakte hij met drie goals een verpletterende indruk, maar de vreugde daarover kon thuis niet worden geuit. „Maar een dag later kwam het natuurlijk al uit. Er kwamen klanten in de winkel die pa vertelden hoe geweldig ik had gespeeld. Waar dan?, zei pa. Nou, b? Sneek… Pa woedend natuurlijk, maar uiteindelijk accepteerde hij het. Drie wedstrijden later zaten pa en ma bij Sneek op de tribune!”
 
Bij Sneek heeft Gerrit de legendarische terreinbeheerder Wopke Westra ooit gevraagd waarom hij – als zoon van de rooms-katholieke doodgraver – in 1932 niet van Sneek naar WZS was gegaan. ‘Ik? Waarom zou ik?’, zei Wopke, die als grote wens had om ooit het Wemblyveld eens te maaien. ‘Die bisschoppen kunnen mij meer vertellen‚ ik ben een Sneker’.”

In 1959 waagde Gerrit Abma een poging in het betaalde voetbal. Of tenminste: wat daar in die tijd voor door moest gaan b? Heerenveen. In de tweede divisie leverde een overwinning 25 gulden op. „Voor een aankomend accountant als ik was dat toch een half weekloon.” Een gelijkspel was goed voor vijf rijksdaalders, bij een nederlaag werd door de club vijf gulden uitgekeerd. „We trainden drie keer in de week en als je er alle keren was, kreeg je drie knaken", zegt Gerrit. „Oh ja, we kregen ook de treinkaartjes vergoed.”

Heerenveen promoveerde destijds, „maar we trokken nog minder publiek dan Sneek We waren hele weekeindes onder de pannen voor potjes in Limburg en als je dan in de laatste minuut verloor, had je natuurlijk de smoor in. Tegen Heracles heb ik nog gespeeld tegen Steve Mokone, de ‘Zwarte Meteoor’ uit Zuid-Afrika. Bij Blauw Wit verloren we een keer door een doelpunt in de laatste seconde van Barry Hughes. Ik heb ook nog net één keer tegen Abe Lenstra gespeeld, hij was aan zijn laatste jaar in Enschede bezig. Heel bijzonder.”

Gerrit Abma bij Heerenveen
- Gerrit Abma, in dienst van Heerenveen, ontmoet de Friese voetballegende Abe Lenstra in diens nadagen bij Enschede. Links Gerrit Tardy, midden Henk Hartkamp.

Terug bij Sneek werd uiteraard de in 1970 veroverde landstitel het hoogtepunt in de loopbaan van Gerrit Abma. „Alle puzzelstukjes vielen toen perfect in elkaar”, zegt de rechtsbuiten van toen. „Ik was op m’n 33ste al in mijn nadagen, maar door de conditietraining van Egbert van der Ploeg stonden we er fysiek geweldig op. Als het bij rust gelijk stond, wisten wij al dat we in de tweede helft zouden winnen. Je voelde je onoverwinnelijk. Daar komt bij dat Sneek in die tijd voortreffelijk georganiseerd was. Je kunt van een man als Karst Doevendans veel zeggen, maar hij had het als voorzitter geweldig voor elkaar. In die tijd had hij als directeur van het Sneeker Nieuwsblad veel aanzien in de stad. Hij kon van alles regelen. Als een nieuwe speler een huis nodig had, had Karst aan één telefoontje genoeg om het te regelen. En nog zoiets: Sneek had nog eerder kunstlicht dan Cambuur en Veendam. Van die club belde Leo Beenhakker me nog met het verzoek om bij kunstlicht een oefenwedstrijd te spelen. Later bij WZS herkende ik veel terug. Wit Zwart was ook geweldig georganiseerd. Zo goed dat we kampioen werden en er een paar jaar later een eigen sporthal werd gebouwd.”

Na zijn actieve loopbaan werd Gerrit trainer. Hij draaide met Sneek en Steenwijk tien jaar volwaardig mee in de hoofdklasse. In 1983 besloot hij Steenwijk te verlaten. „De afstand werd te bezwaarlijk, mede omdat het op kantoor steeds drukker werd.” Genemuiden, WHC, Rohda Raalte en Zwolsche Boys hingen in die periode geregeld aan de telefoon, maar Gerrit wimpelde de soms vorstelijke aanbiedingen af. „Ik wilde dichter bij huis. Door vermoeidheid had ik al een paar aanrijdinkjes gehad, dat moest een keer ophouden natuurlijk.”

En toen belde Joost Nauta namens WZS. Een vierdeklasser. „Ik kende Joost via z’n vader Hans, de scheidsrechter. Ik was verrast en had eerst niet in de gaten waarom hij belde. Bla-bla, zei Joost en ineens: en nou heb ik nog een hele rare vraag. Wil je misschien trainer van Wit Zwart worden? Ik vroeg even bedenktijd. Ik kende er wel wat mensen, ze maakten op mij een betrouwbare indruk. Verder wist ik dat ze het goed voor elkaar hadden en in de groei zaten. Acht seniorenteams, drie damesteams, dat zag er prima uit. Ik kende ook een paar spelers, goede spelers vond ik. Ik belde terug en zei: vooruit, ik doe het, er is wel wat van te maken.”

Toen het nieuws bekend werd kreeg Gerrit Abma in de stad het nodige com mentaar. „Men dacht dat ik niet zou kunnen wennen aan het grote niveauverschil. Ik was daar echter op voorbereid. Het was inderdaad van de HTS terug naar de Ambachtsschool. De Treffers-Steenwijk of GAVO-WZS is even een verschil. Ook voor Tiny. Ik was die eerste zondag om kwart voor zes thuis Tiny zei: wat is dit? Maar ik had er plezier in, mede omdat het bestuur veel van mijn wensen inwilligde en de spelers bereid waren om te doen wat ik wilde. Ik gaf de jongens behoorlijk op hun donder. Daar moesten ze bij Wit Zwart flink aan wennen, maar ze pikten het op.”

„Ik weet nog dat ik vrij snel een aanvaring had met Eelco Graafsma, een van de bepalende spelers. Tijdens de warming-up zag ik dat hij het shirt met nummer 14 aanhad. Ik zei: wat zal dit, ik heb jou nummer 7 gegeven. ]a, zei Eelco maar ik speel al jaren met nummer 14. ‘Nou, bij mij niet meer’, zei ik, ‘in het veld spelen de nummers 1 tot en met 11. Je hebt een minuut om je om te kleden’. Hij deed het. Na de wedstrijd kwam ik er op terug. Ik zei dat ik niet gediend was van die geintjes en meldde er meteen bij dat ze hun smerige kousen niet als propjes op de grond mochten smijten. Fredy Castelein is wasvrouw‚ zei ik, ik wil niet dat ze eerst een half uur in de rotzooi van jullie zit om te poeren. En voortaan ook allemaal shirt in de broek en de kousen omhoog. Ja, ja, ik ben een man van de details. Maar als je dat laat versloffen, wordt het nooit wat.”

Over shirts gesproken: op zeker moment was het shirt met nummer 2 (met de Behangwinkel van Jan de Leeuw als sponsor) zoek. Gerrit: „Ik ben nu eenmaal erg zuinig op de spullen, dus heb ik overal wel twintig keer gezocht. We maakten toen samen met ONS gebruik van dat hok onder hun kantine, dus ik vroeg ook aan wat van die ONS-lui of ze soms een wit-zwart shirt hadden gezien. Telkens nee op rekest. Dat zinde me niet, maar ja, weg is weg.”

„Maar wat gebeurt er? Zit ik op een dag in m’n kantoor aan de Westersingel te werken, zie ik in de tuin van de familie Bolt de droogmolen draaien. Wat denk je? Mét dat shirt! lk erheen. Ik vraag aan vrouw Bolt: hoe komen jullie aan dat shirt? Bleek hun Sander (later nog speler in WZS, red.) dat bij ONS uit een bak gevist te hebben. Die terreinknechten daar hadden het verdomd om dat aan ons terug te geven. Ik naar die mannen toe, ik denk: ik zal ze wel krijgen. Dat ik zeg: ik hou niet van die geintjes en jullie hoeven er niet meer op te rekenen dat ik voortaan nog ballen voor jullie uit de struiken haal."

Dát hebben ze bij ONS geweten! Als er namelijk één trainer was die gespecialiseerd was in het terugvinden van zoekgeraakte ballen, dan was het wel Gerrit Abma! „Als we met twintig ballen naar ‘het gravel’ gingen, dan eiste ik dat we minstens met twintig ballen terugkwamen. Als er eentje miste, zochten we allemaal net zo lang tot we ‘m hadden gevonden. Je kunt het niet maken om honderd gulden te laten slingeren!”

Abma had voor de zoektochten trouwe partners in mannen als Sipke Heystra en Herman Gerritsma, maar gaf ook vaak een lang partijtje, zodat hij zelf de struiken in kon. „Op het laatst wist je gewoon de plekjes. Tussen het hoofdveld en het trainingsveld stond een haag. Daar lagen ze niet ónder, maar daar hingen ze in. Dat wisten wij kennelijk wel en die ONS’ers niet. Ik zweer het je: aan het einde van het seizoen hadden wij zestig extra ballen. Zéstig! Tuurlijk, ik wist van wie ze waren, maar dan moeten ze maar beter zoeken en geen geintjes flikken.”

Gerrit Abma heeft het niet zo staan op zijn eerste club en dat is een eufemisme. „Het zijn geniepige lui, die achter onze rug om heel wat bekokstoofd hebben. Ach jongen, ik kan je er verhalen over vertellen. Dan mocht er een week niet op de velden worden getraind wegens opdooi. Maar dan gingen zij toch het veld op en konden wij een dag later nergens terecht. Of ze lieten zaterdag gewoon 2B tegen 3B op het hoofdveld spelen, omdat een paar ouwe kereltjes dan lekker warm in de kantine konden kijken. En dan was de zaak zó vernield dat wij met het eerste zondags werden afgelast. ‘Fine’streken.”

„We konden een keer nergens terecht voor de keeperstraining. Ik vond een strookje tussen het hoofdveld en de reclameborden. ONS had een kaartavond, die zagen ons bezig. Wordt er ineens omgeroepen: ‘willen die lui van óns hoofd Veld afgaan’. Óns hoofdveld, wat zullen we nou krijgen? Het is het hoofdveld Van het gemeentelijke Zuidersportpark! Zelf verknalden ze een week eerder een compleet veld en dan zouden wij niet met drie man op een strookje bij de reclameborden mogen trainen? Ha! Maar het kon nog gekker. Om het hoofdveld te sparen, speelden wij in de voorbereiding vier uitwedstrijden. Maar wat doet ONS? Juist. Dinsdagavond op het hoofdveld. Wij zouden de avond er na eindelijk thuis oefenen. Krijgen we een telefoontje: afgelast, veld moest gespaard worden. Ik denk: dank je de koekoek! Ik heb meteen de consul gebeld en hem gevraagd of hij zelf wel op het veld was geweest. Euh, nee, hij had het van horen zeggen. Ik vraag: van wie dan? Van de ONS-terreinknechten. Ik zei: en nou keur je het als de gesmeerde bliksem goed, anders stap ik naar je baas. Mooi dat we die avond gespeeld hebben.”

In zijn tweede seizoen promoveerde Gerrit met de wit-zwarte hoofdmacht naar de derde klas' se. In maart ’85 was WZS één van de eerste kampioenen van Nederland. Het was feest na de bij MKV gewonnen inhaalwedstrijd, debutant Marco Siemonsma scoorde twee keer. „En dat terwijl we in de voorbereiding Nico Altenburg kwijtraakten door een gebroken been. Dat scheelde toch zeker 25 goals. Maar het draaide dat seizoen poerbest, we stonden er fysiek ook geweldig op."

Ondertussen ging Gerrit meer doen bij Wit Zwart. „Ik voelde me er thuis.” Hij ging al in zijn eerste seizoen de dames trainen, mede omdat dochter José zich bij de club aansloot. „Tiny en ik hadden eerst wat twijfels, maar José wilde zó verschrikkelijk graag. Toen we haar op haar verjaardag het lidmaatschap van Wit Zwart aanboden, was ze de koning te rijk.”

Het eerste damesteam van WZS had baat bij de aanpak van Gerrit Abma. Er werd een kampioenschap behaald en tevens werd de Friesland Cup veroverd. „Het waren meiden die serieus met de sport bezig waren. Ik zei ze dat ze in de Noordelijke topklasse niet het sterkste elftal waren, maar dat ze wedstrijden konden winnen als ze heel hard wilden trainen. Dat wilden ze. Als er op gravel niet getraind kon worden, gingen we naar het industrieterrein of liet ik ze het viaduct op en af rennen. Soms pakte ik ze aan alsof het jongens waren en dan stond er wel eens een te snotteren, maar over het algemeen heb ik weinig klachten gehad. Ik had eens eentje van de ‘Tippi’s (Astrid en Petra Tippersma) flink te pakken. Die  had ik ’s middags in de stad aardig om zien ‘túten’ met een. ’s Avonds schoot ze een paar keer naast. Ik zeg: wat is er loos Tippi, het is net of je verkering hebt. Had je haar en die andere meiden moeten zien! ‘De trainer weet ook alles’, zeiden ze.”

In 1987 stopte Gerrit als hoofdtrainer. „Mijn oud-trainer Klaas Stoffels had me gewaarschuwd: na je vijftigste gaat de rek er uit. Je gaat je aan bepaalde dingen ergeren en de avonden worden langer. Het was mooi geweest.” Gerrit” viel niet in het zwarte gat. „Meteen kwam Leo Poiesz naar me toe; of ik zin had bij de veteranen te komen spelen. ‘Als jij nou de passjes geeft, zorg ik voor wat jongens die er hard achteraan rennen’, zei Leo. Dat heeft nog mooi wat jaren goed gewerkt. Het was altijd beregezellig.” Maar ook binnen de lijnen begonnen de jaartjes te tellen, merkte Gerrit. Lachend: „Ik ben op m’n 67ste gestopt. Het veld werd verdorie elk jaar een stuk groter!”

Niet alleen Gerrit raakte aan Wit Zwart verknocht. Ook zijn vrouw Tiny Geldof begon zich in te zetten voor de club. Gerrit en Tiny kregen drie kinderen: Gerrit (in 1962), Imca (’64) en José (’66). José werd niet alleen speelster van WZS, maar ook vrijwilligster en jeugdtrainster. „Wat zij er allemaal wel niet voor doet!”, zegt Gerrit, wiens jongste dochter bij Wit Zwart ook haar man vond: Joost Wijnbergen.

„Tiny kwam door een ‘handigheidje’ van mij in het bestuur”, vertelt Gerrit. „Toen ik stopte als trainer, kwam voorzitter Jan Friso bij me langs. Of ik misschien penningmeester wilde worden? Daar had ik niet veel trek in, maar ik zei tegen Jan: vraag Tiny. Zij deed het werk ook al voor mij toen ik bij Sneek penningmeester was. Maar zeg niet dat ik je getipt heb! Jan naar Tiny en Tiny vroeg ’s avonds aan mij: wat zal ik doen? Ik zei: altijd doen, het is een prima club. Ik zal je vertellen: ineens was het de omgekeerde wereld! Ik bleef thuis en Tiny ging zondags de deur uit om naar het eerste elftal te gaan. En als ze dan ergens in de bestuurskamer kwam en ze zei haar naam, dan zeiden die bestuursleden: áh, u bent de vrouw van Gerrit zeker? Nee, zei Tiny dan, Gerrit is mijn man. Ze heeft het tien jaar met alle plezier gedaan." In 2001 overleed Tiny Abma-Geldof op 61-jarige leeftijd. „Ongelooflijk veel Wit-zwarters hebben hun medeleven betoond. Die warmte vergeten de kinderen en ik nooit meer.”

Gerrit – die ook jaren actief was in de VVON, de Noordelijke vereniging voor trainers – nam zitting in het jeugdbestuur en ging dames en pupillen trainen. Na zijn vijftigste seizoen als trainer was de cirkel rond. „Ik ben in 1953 met de welpkes van ONS begonnen en ben in 2002 geëindigd met 't jonge spul. Ik heb van elke seconde genoten. Soms liep ik gewoon met een paar van die knapen hand in hand over het veld en zaten even verderop een paar klavertjes-vier te zoeken. Laat ze maar ‘gewurre‘! Als het er inzit, komt het er wel uit en anders maar niet. Je moet ze nooit dwingen.”

Naast zijn wekelijkse kantinediensten in de sporthal Wit Zwart („Vijftien uur per week”) zet Gerrit zich ook in voor Sneek. „De boel zat aardig in de puree, financieel was het lang niet in orde. Er was maar één keus: de velden moesten verkocht worden. Dat heeft een berg commentaar opgeleverd, maar Sneek was ineens uit de schulden. Ik vind het niet zo erg: de gemeente zorgt er aardig voor en er zijn goeie kerels die de zaak verder netjes houden.” Hij is nog betrokken bij de verdere ontwikkeling van wat de accommodatie van de club Sneek Wit Zwart gaat worden. „Er is gedoe over de aanleg van de rondweg, maar het opschuiven van het hoofdveld is geen optie. Er moeten ook nog twee velden van kunstgras komen. Voor het zover is, zal de club de velden van het Zuidersportpark nog hard nodig hebben.”

Abma in sporthal Wit Zwart.
- Elke woensdagmiddag vaste prik. Gerrit Abma serveert de WZS-pupillen ranja (zonder prik) na de training in de sporthal.

Gerrit Abma noemt de fusie een zegen. „Het was aan beide kanten kwakkelen met de jeugd. Nu kun je prestatieteams neerzetten en jongens op wat lager niveau laten spelen. Iedereen tevreden.” Hij geeft bij Sneek ‘wat tegengas’, zoals hij dat noemt. „Wit Zwart is véél meer dan zomaar een partijtje mensen die zich aansluit bij Sneek. We zijn een volwaardige partner met onze prima kaderleden en een handvol hele beste voetballers. Sneek kan in veel opzichten nog heel wat opsteken van de Wit-zwarters.” En de rol van Gerrit Abma? „Ik? Ach, laat mij maar lekker overal tussendoor scharrelen!” 
Delen

Lees meer over:
En over honderd jaar... Gerrit Abma In memoriam

voeg je eigen gadgets toe aan deze pagina!